Hoofdstuk 8 - Oefening 1


   
 
 
Vertaaloefening Nederlands - Spaans
Typ de spaanse vertaling in het witte vlak onder de Spaanse zinnen.
Check daarna of je het juist hebt vertaald.
 
Hulpmiddelen: 
 á   é   ó   ú   ñ   ¿   ¡ 
 
3. Hij heeft gekocht
4. Wij hebben gegeten
5. Zij hebben gewoond
6. Ik ben verdwaald
7. De trein komt om acht uur
8. Ik ga naar huis
9. Haar tas
10. Hun koffers
11. Ik heb geen geld
12. Kan ik met pinpas betalen?
13. Er zijn geen handdoeken
14. Mijn kleren zijn in de koffer
15. Waar is mijn rijbewijs?
16. Ik heb geen tandenborstel
17. Heb je een zonnebril?
18. Ik moet ...
19. De koffers staan op de band
20. Wil je mijn getuige zijn?
21. Wat is jouw adres?
22. Mijn auto heeft schade
23. Zijn er kamers vrij?
24. Kan ik een auto huren?

 

 
                < Vorige oefening       Index      Volgende oefening >